Waarschuwing

Laden XML bestand mislukt

Comment not terminated

Langs de barnsteenroute ontstond Europa zes keer

Ook al omdat de omstandigheden waaronder het ooit van de aardbodem verdween, meestal dramatisch zijn, heeft een voorwerp dat na honderden of soms zelfs duizenden jaren opeens tevoorschijn komt, iets ontroerends. Aan de schoonheid die de maker het meegaf, voegt de tijd het nodige toe, zeker als het een geheim vertegenwoordigt dat deskundigen met de beste wil van de wereld niet weten te ontraadselen.

Door Kees Bakker


Zo'n voorwerp is de kroon die in de collectie van het archeologische museum van Sopron een ereplaats inneemt. Sopron is een stad aan de westgrens van Hongarije. Vroeger, voor 1919, lag die grens wat westelijker en was Sopron samen met tweelingstad Eisenstadt één van de twee centra van Burgenland en zo komt het dat dit voorwerp dat in de 19de eeuw in Haschendorf gevonden werd, nu in Sopron te kijk ligt.
Hoewel het voorwerp de kijker direct het woord kroon in de mond geeft, is het beslist niet draagbaar. Het moet in de tijd dat het zijn functie vervulde, gewoon ergens gestaan hebben, op een al dan niet behouwen kei, op een tafel misschien, in de beschutting van een heiligdom of anders gewoon in weer en wind. De ‘kroon' bestaat uit een aantal met klinknagels aan elkaar verbonden bronzen platen. In de ronde dekplaat zijn geometrische figuren gegraveerd en aan de zijplaten zitten wielachtige voorwerpen. Deskundigen leiden daaruit af dat het voorwerp een rol gespeeld zou kunnen hebben in de verering van de hemellichamen.
Wat de kroon van Sopron nog wonderlijker maakt, is dat hij niet alleen op de wereld is. Op duizend kilometer afstand, in het zuiden van Zweden namelijk, werd precies zo'n voorwerp gevonden. Maar wat de kronen ook verborgen houden, een paar spectaculaire onthullingen doen ze toch. Ze bewijzen namelijk dat er in hun tijd al geregeld verkeer was langs een route, die bekend is komen te staan als de barnsteenroute en die het noorden van Europa met het Middellandse Zeegebied verbond. De twee voorwerpen tonen bovendien aan, dat er in hun tijd langs die route sprake was van gedeelde opvattingen over het hogere, van overeenkomstige rituelen, van een gemeenschappelijk geloof.
Waarschijnlijk is trouwens het woord geloof niet erg op zijn plaats. De geloven van toen waren eerder iets wat we nu een wetenschap zouden noemen. En misschien hebben we dus wel te maken met beoefenaars van een verdwenen wetenschap, een soort Wijzen uit het Noorden, uit het Burgenland of waar danook vandaan die met behulp van deze voorwerpen in staat waren uit de stand van de sterren allerlei tips af te lezen die in het leven op aarde met vrucht toepasbaar waren.
Over de vraag wanneer deze Wijzen hun opvattingen verbreidden, zijn de meningen recentelijk weer gaan verschillen, maar het lijkt er toch het meest op dat zij in de tijd leefden voorafgaand aan de volksverhuizingen rond het jaar 1000 voor Christus, waarin de bronstijd tot een catastrofaal einde kwam en dus behoorden tot de groep mensen die in die tijd en voorzover wij weten voor het eerst, vorm gaf aan Europa. Wie brons zegt, zegt handel, uitwisseling van know-how, van ontwerpen en van producten en het heeft er alle schijn van dat er in die tijd een elite bestond van mensen die over lange afstanden contact met elkaar onderhielden en die over die afstanden een cultuur schiepen, een wereld, die een hoge mate van homogeniteit vertoonde.
De barnsteenroute, die in de totstandkoming van deze wereld zo'n belangrijke rol speelde, had zijn ene uiteinde in Zweden en liep over Jutland naar de monding van de Elbe en langs die rivier zuidwaarts en dan verder langs de Morava, door het Burgenland en het huidige Slovenië naar de noordoever van de Adriatische Zee. Langs die route stelden archeologen een ware keten vast, niet zomaar van dorpjes, maar van vaak forse urbane nederzettingen, waar het smelten van ertsen, de vervaardiging van brons en het gieten van bronzen voorwerpen de gewoonste zaak van de wereld was. Een voorbeeld, een van de vele, is de berg in het uiterste westen van Hongarije, waarop een aan Sint Vitus gewijd heiligdommetje staat. Want op die plek lag, hoe moeilijk een wandelaar die er tegenwoordig in de schaduw van het kapelleke uitrust, het ook geloven kan, zo'n stad. Opgravers vonden uit, dat de verschillende bevolkingsgroepen er elk hun eigen wijk hadden: de elite helemaal boven, de ambachtslieden wat lager op de helling en helemaal onderaan de boeren. Bij de opgravingen kwam een graf aan het licht met daarin gegoten bronzen voorwerpen met een wielachtige vorm, die sprekend lijken op de wielachtige versiering van de kroon van Sopron en, nog merkwaardiger: een analyse van het brons van deze stad wees uit dat het antimoon bevatte, een metaal dat in de bergen in de omgeving te vinden was. De ontdekking is zo interessant omdat dit zeldzame metaal ook in Zweden bij de bereiding van brons werd gebruikt
Het zuidelijke uiteinde van de barnsteenroute lag zoals gezegd aan de Adriatische Zee. Hoewel de hele noordoever in die tijd zinderde van menselijk leven en bedrijvigheid, was het centrum ervan het indrukwekkende karstgebergte boven Triëst. Als de stille berg van de heilige Vitus in die tijd een stad herbergde, dan lag hier niet minder dan een randstad.
Van de rampzalige gebeurtenissen die perioden in de Europese geschiedenis van elkaar scheiden, is er waarschijnlijk niet één geweest die een zo diepe voor heeft getrokken als de volksverhuizing uit de eeuwen rond het jaar 1000 voor Christus: een cultuur die niet alleen fraaie vormen en nieuwe technieken had verbreid, maar ook spectaculaire veranderingen in de manier van samenleven had voortgebracht, verdween totaal. Toen zich rond 900 voor Christus de zaken weer stabiliseerden en mensen opnieuw aan het werk gingen om vorm te geven aan de hun omringende wereld, waren dat nieuwe mensen en deden ze dat zonder ook maar in de verste verte weet te hebben van wat er eerder op dit stukje van de aardbol was voorgevallen.

Zonder het te weten vond de nieuwe bevolking van Europa opnieuw de barnsteenroute uit en sloegen de nieuwe Europeanen heel wat keer hun tenten op op plekken, die ooit centra van de bronstijd waren geweest.
Een spectaculaire plek is wat dat betreft het punt in het westen van het huidige Slovenië waar de Ba?a in de Idrijca en die weer in de Isonzo (So?a) uitmondt. Opgravers hebben er al heel wat fraaie vondsten gedaan en zijn er na meer dan een eeuw nog altijd niet uitgegraven. Zo kwamen er bijvoorbeeld verschillende halskettingen tevoorschijn met kralen van barnsteen. Aan een ervan hangen zelfs kralen met een diameter van een centimeter of vijf. Ze vormen het bewijs dat in de Oude IJzertijd, zoals archeologen de periode van 900 tot 500 voor Christus noemen, de weg naar de kusten van de Oostzee opnieuw in gebruik kwam. Het meest indrukwekkend is misschien wel het koperslagerswerk dat uit de grond tevoorschijn kwam: flinterdun uitgeklopt brons, waarvan de vaklui van dit gebied perfecte vazen maakten, in grootte variërend van twee decimeter tot maar liefst een meter. Toevallig is de mooiste bronzen vaas niet hier gevonden, maar in Va?e, een dorpje dat een stuk oostelijker langs de barnsteenroute ligt. De vaas is zo bijzonder omdat de makers er afbeeldingen in sloegen, van dieren, maar ook van mensen en ons dus op hun maaksel een beeld van zichzelf nalieten.
Van groot belang voor de kennis van de Oude IJzertijd zijn de opgravingen geweest in Hallstatt, een zoutmijn in de Alpen. Een kenmerkend Hallstatt-voorwerp is een buikige, of, zoals het in vakkringen heet, een dubbelconische, zwarte aarden urn met een sierrand van aan elkaar geschakelde driehoeken. Langs de barnsteenroute zijn er heel wat fraaie voorbeelden van gevonden, ook op de grote vindplaats langs de Isonzo, een bewijs dus van de verbondenheid van dit knooppunt met het noorden. Maar de merkwaardigste urn van dit type kwam bepaald aan het licht in een oude versterking in de bossen boven Sopron, die in de Hallstatt-tijd als begraafplaats werd gebruikt. Op de urn in kwestie stond de afbeelding van een feestmaal. De voorstelling is primitief, krasserig, maar het idee erachter komt uit de Etruskische cultuur.
In de Oude IJzertijd was het culturele leven misschien heterogener dan in de bronstijd en ontstond Europa in een smeltkroes waarin de hierheen gedwaalde volkeren allemaal iets eigens bijdroegen. En hoe diep de cesuur met de bronstijd ook was, toch lijkt het erop dat daarin ook overblijfsels uit die tijd meegemengd raakten. Wat anders te denken van de grafheuvels die in het gebied rond de Ptujska Gora zijn aangetroffen? Tumuli horen immers bij de bronstijd. Het zijn de soms tot ware heiligdommen uitgebouwde, aardedonkere en dus vanzelf verschrikkelijk geheimzinnige zalen waar de lijken werden vereerd van mensen die in de opvatting van de achterblijvers onmiskenbaar iets goddelijks hadden. De mensen uit de Oude IJzertijd was deze manier van lijkbezorging niet bekend. Zij begroeven hun doden niet, maar verbrandden ze en wat er van de dode overbleef, ging, eventueel met een sieraad of een symbolisch voorwerp, een urn in. Archeologen troffen verspreid door Europa massa's van die urnenvelden aan. Toch zijn de grafheuvels uit dit gebied uit de Oude IJzertijd, zoals blijkt uit de ijzeren zwaarden die eruit tevoorschijn kwamen. De Ptujska Gora was in deze tijd een strategische hoogte langs de barnsteenroute en de zwaarden waren, zoals deskundigen konden vaststellen, een maaksel van de smids die op de berg hun werkplaatsen hadden.

De cultuur uit de Oude IJzertijd wordt vaak in verband gebracht met de Kelten. Toch is het wel duidelijk dat de Kelten maar één van de vele volkeren waren die ideeën leverden voor het Europa van hun tijd. Anders lag dat in het volgende tijdvak. Net als rond het jaar 1000 de beschaving van die tijd in een geweldige migratiebeweging te gronde was gegaan, kwam er in de 5de eeuw voor Christus op min of meer catastrofale wijze een eind aan de Oude IJzertijd. Om redenen die tot op de dag van vandaag onbekend zijn, raakten Keltische stammen en volkeren in die tijd op drift. De hoofdrichting van de Keltische migratie was zuid en de barnsteenroute was een van de belangrijkste kanalen. Gebruikmakend van die weg kwamen Kelten in Burgenland en West-Hongarije terecht, maar ook langs de kusten van de Adriatische Zee, tot diep in Italië (Bologna) en zelfs tot in Klein-Azië, waar ze als Galaten nog een brief kregen van de apostel Paulus.
Het kan haast niet anders of het rijke en interessante Middellandse Zeegebied bepaalde als een soort magneet de richting van de Keltische kolonisten. In dat kader speelde Rome een merkwaardige rol. Aan de ene kant dwong de Romeinse Republiek, terwijl ze zich in noordelijke richting uitbreidde, Keltische stammen om het veld weer te ruimen en zich ergens noordelijker langs de barnsteenroute in te vechten. Maar aan de andere kant kwam er een interactie op gang tussen Rome en de Keltische wereld, die het gezicht van het tijdvak tot aan het begin van onze jaartelling zou bepalen en die aan die tijd en speciaal aan de laatste twee eeuwen een buitengewone dynamiek zou geven. Tussen Kelten en Romeinen kwam een arbeidsverdeling tot stand, waarvan de grote lijn was dat de Kelten voor grondstoffen zorgden, die de Romeinen met luxeprodukten betaalden. Heel populair was wat dat betreft de Italiaanse wijn en de bekers en andere benodigdheden, met behulp waarvan het mogelijk was om beschaafd en op stand van deze dure drank te genieten. Zulke wijngarnituren zijn langs de barnsteenroute tot in Polen gevonden.
Maar natuurlijk leidden de intensieve contacten ertoe dat er langs de barnsteenroute ook veel know-how naar het noorden kwam en dat de vervaardiging van metalen voorwerpen ook in de Keltische wereld een enorme vlucht nam. Een en ander culmineerde in de laatste eeuw voor Christus in de wereld van de oppida, versterkte steden onder Keltisch bestuur waar handel en ambacht bloeiden en waar heel vaak ook vertegenwoordigers van Romeinse handelshuizen te vinden waren. Langs de barnsteenroute vormden deze oppida een keten die opnieuw het gebied van de Oostzee met het Middellandse Zeegebied verbond. Dit is overigens de tijd waarin de barnsteenroute in het noorden in oostelijke richting opschoof, de Morava ging volgen die bij Bratislawa in de Donau uitmondt, en dan in de Moravische poort de Oder opzocht, die reizigers uiteindelijk naar Gdansk bracht.
Het is fascinerend om te zien hoe de oppida verromeinsten, zodat ze tegen de tijd dat ze werden ingelijfd in het Romeinse Rijk, in cultureel opzicht eigenlijk allang Romeins waren. Een indrukwekkend voorbeeld is wat dat betreft het Sloveense stadje Celje, dat in de laatste eeuw voor Christus een bloeiende Keltische stad was, met een eigen munt notabene en waarvan verschillende inwoners toen al de status van Romeins burger hadden. Van dit Celeia maakten Romeinen en Kelten samen een duizelingwekkende stad, waar alles schitterde van het marmer en waar de bomen eeuw-in-eeuw-uit tot in de hemel groeiden.

Hoewel het Romeinse Rijk over drie continenten verspreid lag en de cultuur ervan een samenvatting vormde van denkbeelden en vormen die aan de kusten van de Middellandse Zee waren ontstaan, hadden binnen die wijde grenzen de Europese provincies een belangrijke en specifieke plaats. Tot veel communicatie tussen die provincies kwam het echter niet, behalve dan in Midden-Europa waar de Romeinen de oude barnsteenroute moderniseerden. Kenmerkend voor de renovatie was, dat zij voor tracees kozen die misschien wel wat zwaarder waren, maar die de afstand in kilometers flink bekortten. De barnsteenroute werd daardoor een ware snelweg en het is interessant dat deze weg niet ophield bij de zwaar versterkte noordgrens, die Europa in een beschaafde, Romeinse en een barbaarse wereld verdeelde, maar bij Carnuntum (een eindje ten oosten van Wenen) de Donau overstak. De handel langs de barnsteenroute floreerde in de eerste eeuwen na Christus meer dan ooit en speciaal barnsteen werd met karrevrachten tegelijk naar de Adriatische havenstad Aquileia vervoerd, waar ambachtslieden het materiaal tot sieraden verwerkten en Carnuntum groeide uit tot een van de grootste steden van het Rijk. De buiten de rijksgrens gelegen vallei van de Morava raakte door het drukke verkeer zo ‘beschaafd' dat de Romeinen met de mogelijkheid gingen spelen om dat gebied dan ook maar officieel te annexeren. Een goede gelegenheid was de oorlog met de Quaden en de Marcomannen, wier strijders nieuwsgierig de barnsteenroute waren afgezakt en tot in Noord-Italië paniek hadden veroorzaakt. Keizer-filosoof Marcus Aurelius kwam er speciaal voor naar het noorden. Hij deelde rake klappen uit, maar rondde de oorlog met een compromis af: de Quaden mochten zich in het gebied rond de Neusiedler See, binnen de grenzen van het Romeinse Rijk dus, vestigen en de Romeinen stichtten versterkte posten langs de Morava. Door de plotselinge dood van de keizer raakte de annexatie van de vallei van de Morava echter op de lange baan.

Aquileia was niet alleen een scharnier in de handel tussen Italië en Noord-Europa, maar ook een sluis waarlangs invloeden uit het oostelijk deel van het Middellandse Zeegebied zich konden verbreiden. Dit werd vooral merkbaar vanaf de 3de eeuw, toen Grieks sprekende zakenlui zich in Aquileia begonnen te vestigen en vandaar ook hun weg vonden naar andere steden langs de barnsteenroute. Grafmonumentjes met Griekse inscripties die in Aquileia, maar bijvoorbeeld ook in Ptuj tevoorschijn kwamen, documenteren deze migratiebeweging en er zijn allerlei aanwijzingen voor, dat het christendom zich langs deze Griekse gemeenschappen naar het noorden heeft verbreid. Een archeologisch bewijs voor de oosterse inslag van het christendom langs de barnsteenroute is het blad van een altaartafel dat in Eisenstadt tevoorschijn kwam en dat afkomstig is uit een vroegchristelijke kerk daar. Het blad is versierd met hoefijzervormige bogen, een oosters motief. Precies zo'n blad werd ook in Aquileia gevonden.
Bij de verbreiding van het vroege christendom heeft de barnsteenroute een belangrijke rol gespeeld. Van belang was daarbij dat er via Aquileia ook contacten waren met Rome, met de belangrijke christelijke gemeenschappen van Noord-Afrika en met centra in het zuiden van Gallië, zoals Arles en Tours. Hoe het zij, de archeologische vondsten die belangstellende reizigers onder ogen komen, tonen aan dat het christendom langs de barnsteenroute een hoge mate van homogeniteit vertoonde. Heel opmerkelijk is wel dat er een uitgesproken voorkeur was voor begraafplaatsen als plekken voor de cultus. Vroegchristelijke heiligdommen die op bestaande dodenakkers gebouwd waren, zijn onder andere aangetroffen in Aquileia en omgeving, in Celje, in Szombathely en in Sopron. In de Romeinse tijd waren begraafplaatsen vrij drukbezochte ontmoetingsplekken en de bijeenkomsten konden, als er ter ere van een overledene een maaltijd genuttigd werd, wat bij de Kelten gebruikelijk was, ook een ritueel karakter krijgen. De eerste christenen, die op de begraafplaatsen hun martelaren kwamen vereren, namen die gewoonte over, al was bij hen een nieuw aspect de wonderlijke kracht die in het lichaam van de desbetreffende martelaar huisde en die bijvoorbeeld zieken kon genezen. En zo verspreidde zich al in deze tijd de verering van relikwieën, die in de middeleeuwen zo'n hoge vlucht zou nemen, langs de barnsteenroute.
Al in de Romeinse tijd was de barnsteenroute een tweesnijdend zwaard gebleken. De weg kon vrede brengen, cultuur en rijkdom, maar ook dood en verderf. En zo verhaastte dezelfde weg die in de expansie van het Romeinse Rijk zo'n grote rol had gespeeld, er tegen het eind van de 4de eeuw het einde van. Het vroege christendom langs de route overleefde de heidense Hunnen van Attila, en bezweek uiteindelijk toen de Langobarden naar het zuiden kwamen, eigenaardig genoeg, want dit volk had op zijn lange zwerftocht het christendom al lang geleden opgepikt, zij het in zijn Ariaanse variant.

Rond het jaar 800 zou de barnsteenroute nog eens een rol spelen in het grote Europa-project van de Karolingers. Wie de route bereist, raakt ook een royaal millennium later nog onder de indruk van de schaal waarop deze koningen durfden te denken en van de ingrijpende vernieuwingen die zij brachten. Vanuit de twee uiteinden van de barnsteenroute namen zij het gehele Middeneuropese gebied in de tang en met succes, want vrijwel langs de gehele route zijn er nog sporen van de karolingische invloed te vinden. Zo zijn er in het Burgenland, maar ook in West-Hongarije, in Slovenië en in het gebied waar de barnsteenroute bij de Adriatische Zee uitkwam, heiligdommen te vinden die aan de Frankische staatsheilige Martinus zijn gewijd.
Kenmerkend voor de kerkelijke architectuur van de karolingische renaissance is de zogenaamde westbouw. De oostkant van zo'n kerk was gereserveerd voor de kloosterlingen en geestelijken en de westkant had een openbaar karakter. De westbouw werd met name ook gebruikt voor het geven van onderwijs.
Hoewel de vallei van de Morava officieel niet tot het karolingische rijk behoorde, was de invloed van de karolingische ideeën zo groot dat ook langs dit deel verschillende van zulke kloosterkerken verrezen. Opgravers vonden zelfs de resten van griffels die bij het onderwijs werden gebruikt. In West-Hongarije identificeerden archeologen zo'n gebouw in Zalavár, in die tijd een burchtstad op enige afstand van de barnsteenroute, aan de weg van Szombathely naar Pécs.
Aquileia, door allerlei omstandigheden wat in de versukkeling geraakt, kwam onder invloed van het karolingische project tot nieuw leven. De kathedraal kreeg een opknapbeurt en om het gebouw aan een westbouw te helpen werd het door een soort gang verbonden met de vroegchristelijke doopkapel die ten westen van de kerk stond. Een andere kerk werd omgebouwd tot een benediktijner klooster.

Na de karolingische tijd raakte de barnsteenroute zijn centrale rol in de verbinding van Noord- en Zuid-Europa langzaam kwijt. De aan de westkant van de Middellandse Zee gelegen havens namen in betekenis toe. En in de noord-zuid handel ging Frankrijk een steeds belangrijker rol spelen en nog weer later werd de Atlantische Oceaan de grote verkeersader. Toch bleven delen van die route nog eeuwenlang drukbereisd.


Gerelateerde artikelen

Facebookgroepen Hongarije Nederlandstalig

Hieronder ziet u een overzicht van verschillende facebookgroepen van Nederlanders, Belgen en Hongaren die met elkaar communiceren in de Nederlandse taal maar ook in het Hongaars of het Engels. Staat er een facebook-groep niet bij? Stuur uw tip naar:

Nederlandse Ambassade in Hongarije             Wie woont waar in Hongarije            Boekendag Boedapest
Belgische Ambassade in Hongarije   Wonen en leven in Hongarije   Studentenvereniging Hongarije
Hungarian Business Network Nederland   Hongaars-Vlaamse club   KRE Boedapest Neerlandistiek
Nederlandse Vereniging in Hongarije   Stichting Kinderhulp Hongarije    ELTE Boedapest  Neerlandistiek 
Nederlanders en Belgen in Hongarije   Stichting Rex dierenwelzijn Hongarije    Universiteit Debrecen Neerlandistiek
Belgen in Hongarije    Marktplaats Hongarije   Hungária Club 1929
Hongarije Groep   De Hongaarse Taal   Wonen en reizen in Hongarije